Wet arbeidsmarkt in balans: de veranderingen voor de premiedifferentiatie WW

Met de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) zijn veel wijzigingen doorgevoerd ter bevordering van een sterke en goed functionerende arbeidsmarkt. Naast de veelbesproken onderwerpen van de oproepovereenkomst en cumulatiegrond voor een ontbindingsverzoek, wijzigt ook de systematiek van de premiedifferentiatie WW. In deze Legal Update ga ik op deze wijziging in.

Systematiek voor 2020

Voor 2020 was de hoogte van de premie die de werkgever voor de WW moest betalen, afhankelijk van de sector waarin je als werkgever bent aangesloten. De Belastingdienst is verantwoordelijk voor de indeling van werkgevers in een sector. Er zijn in totaal 67 verschillende sectoren en de indeling is afhankelijk van de ondernemingsactiviteiten van de werkgever. Per sector verschilt het premiepercentage voor de WW. De premie die per sector moet worden betaald (sectorpremie) wordt gebaseerd op het werkloosheidsrisico in desbetreffende bedrijfs- of beroepssector. De eerste zes maanden wordt de WW uit het fonds van de sector betaald. Na deze zes maanden wordt de uitkering uit het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) betaald.

Deze systematiek blijkt niet goed te werken en is met de invoering van de Wab gewijzigd.

Systematiek vanaf 2020

De hoogte van de WW-premie is vanaf 1 januari 2020 niet langer afhankelijk van de werkloosheid in de sector (waar je als werkgever bent ingedeeld), maar van de aard van het contract dat je met de werknemer hebt gesloten. Er zijn twee verschillende WW-percentages: je betaalt een lage WW-premie in het geval van een vast contract en een hoge premie in het geval van een flexibel contract.[1] De sectorpremie en de premie AWf voor de WW worden vervangen door één gedifferentieerde premie ten gunste van het AWf. Dit houdt in dat zowel de hoge- als de lage premie via het AWf lopen.

De regeling

Vanaf januari 2020 ben je als werkgever verplicht om op de loonstrook te vermelden of er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, of sprake is van een oproepovereenkomst en of de arbeidsovereenkomst schriftelijk is overeengekomen.

De hoofdregel is dat de lage WW-premie moet worden betaald als de werknemer:

  1. een schriftelijke arbeidsovereenkomst heeft;
  2. voor onbepaalde tijd;
  3. het geen oproepovereenkomst is.[2]

Ad 1: Als er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten, maar deze overeenkomst niet schriftelijk is aangegaan, wordt niet aan de voorwaarden voor een lage premie voldaan. In het geval een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege is overgegaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, is een lage premie verschuldigd als de oorspronkelijke schriftelijke arbeidsovereenkomst is aangepast aan de nieuwe situatie, of als de werkgever beschikt over een schriftelijk, door beide partijen ondertekend addendum bij de oorspronkelijke schriftelijke arbeidsovereenkomst. Een dergelijk addendum is ook voldoende als de originele arbeidsovereenkomst nooit op schrift is gesteld of niet meer te herleiden uit de administratie van de werkgever.

De volgende voorwaarden worden aan het addendum gesteld:

– Schriftelijk en door werkgever en werkgever ondertekend;

– Uit het addendum blijkt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is;

– De werkgever bewaart het addendum bij de loonadministratie.

Coulance tot 1 april

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief van 9 december 2019 aangegeven dat er coulancehalve 3 maanden (tot 1 april 2020) extra de tijd wordt gegeven om aan de administratieve vereisten voor de lage WW-premie te voldoen. Dit betekent dat werkgevers alvast de lage WW-premie mogen afdragen, in het geval de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd nog niet schriftelijk is vastgelegd of als de arbeidsovereenkomst of het addendum nog niet door beide partijen is ondertekend. De coulance geldt alleen voor arbeidsovereenkomsten die vóór 1 januari 2020 in dienst zijn getreden.[3] Voor ‘nieuwe’ gevallen geldt de coulance niet.

UPDATE – corona maatregel

Door de economische impact van alle gezondheidsmaatregelen rondom het coronavirus, heeft het kabinet voorzorgsmaatregelen getroffen om de economische gevolgen te beperken. Eén van de maatregelen is een verlenging van bovenstaand coulanceregime. De komende weken zal het voor werkgevers praktisch niet mogelijk zijn om aan de administratie vereisten voor een lage WW-premie te voldoen, zodat werkgevers tot 1 juli 2020 de tijd krijgen.[4]

Let op: Uiterlijk op 1 juli 2020 moet een dergelijk door beide partijen ondertekend addendum in de loonadministratie zijn opgenomen. Een digitale handtekening, een instemming via e-mail of in een systeem, volstaat. Als niet tijdig aan dit vereiste wordt voldaan, maar de arbeidsovereenkomst wel voortduurt na 30 juni 2020, is de werkgever met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd.[5]

Als niet aan deze drie vereisten wordt voldaan, betaal je als werkgever de hoge WW-premie voor de desbetreffende werknemer. Dit betekent dat de hoge WW-premie wordt betaald voor flexibele dienstverbanden, zoals werknemers werkzaam op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, uitzendkrachten die een uitzendovereenkomst hebben met een uitzendbeding, in het geval van een fictieve dienstbetrekking[6] en als sprake is van een oproepovereenkomst.

Uitzonderingen

Er zijn uitzonderingssituaties, waarin de werkgever altijd de lage WW-premie betaalt, ook als niet aan de drie vereisten is voldaan.

De werkgever is altijd de lage premie verschuldigd, in de volgende situaties:

  1. De werknemer jonger is dan 21 jaar en als werkgever verloon je maximaal 48 uur per aangifteblok van 4 weken of 52 uur per aangifteblok van een kalendermaand;
  2. Wanneer de werkgever met een leerling die een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) volgt een praktijkovereenkomst en een arbeidsovereenkomst sluit;[7]
  3. Als je een uitkering op grond van de werknemersverzekeringen (WW, ZW, WIA, WAO, WAZO) betaalt als werkgeversbetaling of als eigenrisicodrager.

Ad 1: De leeftijd van de werknemer op de eerste dag van het tijdvak van vier weken of een maand, is bepalend voor de toets of de werknemer 21 jaar is. Als de werknemer op dat moment nog niet in dienst was, is de leeftijd op de eerste dag van de dienstbetrekking van belang.

Ad 3: De lage WW-premie is verschuldigd als de uitkering via de werkgever door het UWV wordt betaald (werkgeversbetaling); de situatie dat het UWV de uitkering gelijk aan de werknemer betaalt en als de werkgever de uitkering zelf betaalt (eigenrisicodrager).

Herzien

De werkgever is zelf verantwoordelijk voor het nagaan of de lage of hoge premie moet worden betaald. Dit geldt ook voor het geval bepaalde wijzigingen in de situatie optreden. Vanaf januari 2020 zijn er twee herzieningsgronden vastgesteld. Na 2020 kunnen hier meer gronden aan worden toegevoegd.

In de volgende gevallen moet een werkgever de lage WW-premie herzien en met terugwerkende kracht de hoge WW-premie betalen:

  1. Er een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de werknemer is gesloten en deze overeenkomst uiterlijk 2 maanden na aanvang eindigt;
  2. Als de uren waarover loon wordt betaald, de uren die in de arbeidsovereenkomst zijn opgenomen met meer dan 30% overstijgen.

UPDATE – corona maatregel

Door bovengenoemde regeling, moeten werkgevers met terugwerkende kracht de hoge WW-premie betalen als werknemers 30% meer hebben gewerkt dan contractueel overeengekomen. Deze bepaling kan in de situatie van de corona crisis voor bepaalde sectoren nadelige gevolgen hebben, voornamelijk in de zorg. Het kabinet heeft zich bereid verklaard deze regeling aan te passen en deze nadelige gevolgen weg te nemen.[8] Hoe deze regeling wordt aangepast, is nog niet bekend.

Conclusie

Door de wijzigingen die met de Wab zijn doorgevoerd, verandert de systematiek van de WW-premiedifferentiatie. Voor de hoogte van de premie die moet worden afgedragen, wordt geen aansluiting meer gezocht bij de sector waarin je als werkgever bent ingedeeld, maar het soort contract dat je met de werknemer hebt gesloten. Om voor een lage WW-premie in aanmerking te komen, dient niet alleen sprake te zijn van een contract voor onbepaalde tijd, maar voor werkgevers betekent dit dat er aan bepaalde administratieve vereisten moet worden voldaan. Daarnaast kan er voor de werkgever een verplichting bestaan om de lage WW-premie te herzien en met terugwerkende kracht de hoge WW-premie te betalen. Door de coronacrisis wordt deze verplichting aangepast, om met name voor werkgevers in de zorg deze nadelige gevolgen weg te nemen. Daarnaast wordt het coulanceregime om aan de administratie vereisten te voldoen, verlengd tot 1 juli 2020.

Wij houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen over de premiedifferentiatie. Mocht u vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op!

[1] Over 2020 zijn de volgende premie’s bekend gemaakt: hoge premie is 7,94% en de lage premie is 2,94%.

[2] Zie voor de oproepovereenkomst onze andere Legal Update op pcda.nl.

[3] Kamerstukken II 2019/2020, 35 074, 73, p. 2.

[4] Kamerbrief ‘Noodpakket banen en economie’ 17 maart 2020, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, p. 7.

[5] Kamerstukken II 2019/2020, 35 074, 73, p. 2.

[6] Een fictieve dienstbetrekking voldoet namelijk niet aan het vereiste dat er sprake is van een dienstbetrekking die steunt op de arbeidsovereenkomst.

[7] Neem hierbij de praktijkovereenkomst (inclusief dagtekening) op in de administratie.

[8] Kamerbrief ‘Noodpakket banen en economie’ 17 maart 2020, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, p. 6, 7.

Top