Uitstoten en uittreden: ook voor aandeelhouders van een besloten vennootschap wordt het makkelijker om van elkaar af te kunnen

De (huidige) geschillenregeling voor aandeelhouders biedt een oplossing voor ruziënde aandeelhouders: uitstoting van een misdragende aandeelhouder of uittreding wanneer men zelf meent het slachtoffer te zijn van het gedrag van diens medeaandeelhouder(s). Echter, als de rechter al tot het oordeel komt dat middels uitstoting of uittreding ingegrepen moet worden, dan duurt het alsnog vaak lang voordat die kostbare (juridische) weg van uitstoting respectievelijk uittreding geheel is doorlopen.

De Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure lijkt daarin verandering te brengen. Op 22 augustus 2019 heeft minister Sander Dekker voor Rechtsbescherming een consultatievoorstel tot wetswijziging openbaar gemaakt. Alhoewel ik niet snel geneigd ben wetsvoorstellen te bespreken, lijkt dit wetsvoorstel door de grote behoefte al een goede kans te hebben ook wet te worden.[1]

Onder het huidige recht kunnen alleen gedragingen verricht in de hoedanigheid van aandeelhouder leiden tot een uitstoting van die aandeelhouder. Gedragingen die niet direct verband houden met het functioneren van de aandeelhouder, kunnen dus geen aanleiding zijn voor uitstoting. Een aandeelhouder die de vennootschap bijvoorbeeld oneerlijke concurrentie aandoet, kan dus niet zonder meer door de vordering tot uitstoting worden getroffen terwijl dat voor de overige aandeelhouder(s) wel wenselijk kan zijn (het leerstuk van corporate opportunity [2] zal dan overigens (meer) soelaas kunnen bieden).

In het wetsvoorstel worden aanpassingen aangebracht:

  • de gronden voor een uitstoot- en uittreedvordering worden verruimd: het gaat niet meer sec om het handelen als aandeelhouder [3] (maar om voor de vennootschap nadelig handelen al dan niet als aandeelhouder, dus bijvoorbeeld ook in de hoedanigheid van bestuurder), en ter zake de uittreding wordt verduidelijkt dat het ‘slechts’ moet gaan om schending van de redelijkheid en billijkheid [4].
  • een bekorting van de doorlooptijd van de geschillenregeling middels een ‘vereenvoudigde geschillenregeling’, die kan worden gestart nadat de Ondernemingskamer een oordeel over wanbeleid heeft uitgesproken. Na de 1e fase van het onderzoek komt de 2e fase van het oordeel over het wanbeleid, en indien pas daarna een ‘vereenvoudigde geschillenregeling’ volgt, zal een beoogde verkorting van de doorlooptijd en beoogde beperking van de kosten vermoedelijk een utopie worden.
  • een aandeelhouder die zelf wil uittreden mag een ‘onherroepelijk, onvoorwaardelijk en redelijk’ bod op zijn aandelen niet afwijzen (of hebben afgewezen). Deze aanpassing heeft ten doel een ruzie over de prijs van de aandelen bij de rechter te voorkomen. Een strategisch (getimed) voorstel tot overname van aandelen, kan dus een juridische procedure voorkomen en de medeaandeelhouder min of meer ‘dwingen’ eieren voor zijn geld te laten kiezen.

Het wetsvoorstel zal hoe dan ook de criteria voor een geslaagde uitstoting en uittreding vereenvoudigen. De verwachting is dan ook dat een rechter minder strenge eisen zal stellen aan een uitstoot- en uittreedvordering, wat op zichzelf inderdaad juridische procedures (en daarmee tijd en kosten) kan voorkomen.

[1] Voor kapitaalverschaffers van beursvennootschappen beoogt het wetsvoorstel de toegangseisen voor de enquêteprocedure te verruimen.

[2] Zie De ongeschreven non-concurrentienorm voor aandeelhouders, bestuurders en commissarissen (corporate opportunity): een keuze tussen loyaliteit of eigen belangd.d. 17 september 2014.

[3] Onder het huidige recht kunnen alleen gedragingen verricht in de hoedanigheid van aandeelhouder leiden tot een uitstoting van die aandeelhouder. Gedragingen die niet direct verband houden met het functioneren van de aandeelhouder kunnen dus geen aanleiding zijn voor uitstoting. Een aandeelhouder die de vennootschap bijvoorbeeld oneerlijke concurrentie aandoet, kan dus niet zonder meer door de vordering tot uitstoting worden getroffen.

[4] Van bijkomende zwaarwegende omstandigheden hoeft geen sprake (meer) te zijn, want dat legt de lat (te) hoog terwijl de uittreding volgens de Wetgever bedoeld is als een (haalbare) exit voor een beknelde minderheidsaandeelhouder.

Top