Ontbinding van een (SaaS-)overeenkomst – het belang van een deugdelijke ingebrekestelling

Recentelijk heeft de rechter zich uitgesproken hoe selectief je mag (instrueren om te) zijn inzake selectieve betaling van schuldeisers; een ‘gespecialiseerd insolventieadviseur’ instrueerde verkeerd en is als feitelijk beleidsbepaler persoonlijk aansprakelijk tegenover de schuldeisers, aldus het Gerechtshof Amsterdam.

Recentelijk heeft het Gerechtshof Amsterdam een arrest[1] gewezen in een vaak voorkomend geschil tussen een afnemer en een leverancier van SaaS-software (Software-as-a-Service).

Casus

In deze casus hebben de IT-leverancier en de afnemer een schriftelijke overeenkomst gesloten voor de terbeschikkingstelling, implementatie, installatie, hosting en onderhoud van software, een zogenaamde SaaS (Software-as-a-Service). Bij een SaaS-overeenkomst wordt (kort gezegd) software niet als product geleverd en geïnstalleerd op de computers van de afnemer, maar als dienstverlening door de leverancier aan de afnemer toegankelijk gemaakt, doordat het draait op de servers van de leverancier.

De afnemer van de software was ontevreden over de dienstverlening van de leverancier en heeft haar daarom (na enkele ingebrekestellingen) bij brief van 14 mei 2012 medegedeeld de SaaS-overeenkomst te ontbinden. De leverancier deelt daarop de afnemer ook mee de overeenkomst te ontbinden, en wel per 27 juli 2012, omdat de afnemer weigerde facturen voor meerwerk te betalen (welk werk volgens de afnemer binnen de opdracht viel en dus niet als meerwerk gefactureerd mocht worden). De (eerdere) ontbinding door de afnemer zou volgens de leverancier niet rechtsgeldig zijn, omdat de afnemer de leverancier nooit (op juiste wijze) in gebreke heeft gesteld en omdat de afnemer haar medewerking aan het project heeft gestaakt en daardoor de oplevering daarvan heeft verhinderd.

Juridisch kader

Ontbinding op grond van artikel 6:265 BW is mogelijk indien de wederpartij tekortschiet in de nakoming van een verbintenis. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, mag een partij pas ontbinden wanneer de schuldenaar in verzuim is. Verzuim treedt op basis van artikelen 6:82 BW en 6:83 BW (in ieder geval) in:
wanneer de wederpartij in gebreke is gesteld en de nakoming van de verbintenis uitblijft,
wanneer fatale termijnen worden overschreden,
wanneer de verbintenis voortvloeiend uit onrechtmatige daad of strekkend tot schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie niet terstond wordt nagekomen, of
wanneer de wederpartij aangeeft niet na te zullen komen.[2]

Oordeel Rechtbank

De rechtbank Amsterdam oordeelde dat niet de afnemer, maar de leverancier is tekortgeschoten in haar verplichtingen, omdat bepaalde overeengekomen functionaliteiten van de software niet voldeden. Daarnaast heeft de leverancier aan de afnemer in een laat stadium van de looptijd van de overeenkomst kennis gegeven van een 100-restpuntenlijst. Volgens een mededeling van de leverancier zou één bepaalde functionaliteit zelfs ontbreken en zou nakoming hiervan volgens de rechtbank blijvend onmogelijk zijn. De afnemer mocht déze mededelingen volgens de rechtbank opvatten als mededelingen in de zin van artikel 6:83 aanhef en sub c BW.[3]

Dit houdt in dat de afnemer uit deze mededelingen van de leverancier mocht afleiden dat de leverancier in de nakoming van de verplichtingen uit de SaaS-overeenkomst zou tekortschieten. Hierdoor hoefde de afnemer volgens de wet geen ingebrekestelling meer te versturen en was de leverancier direct na/door deze (eigen) mededelingen (zelf) in verzuim.

De rechtbank verklaart voor recht dat de afnemer de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, behoudens een aantal lopende verplichtingen, maar meent wel dat circa € 100.000 moet worden betaald, als vergoeding voor reeds uitgevoerd (meer)werk door de leverancier.

Het Gerechtshof beoordeelt dezelfde feiten volstrekt anders

De afnemer gaat in hoger beroep tegen de veroordeling tot betaling van circa € 100.000, maar het Gerechtshof komt met een volledig andere beoordeling van de zogenaamde ingebrekestelling[4] met vergaande consequenties van dien. In hoger beroep vordert de leverancier op haar beurt vergoeding van schade geleden als gevolg van de ontbinding door de afnemer[5] alsmede betaling van onbetaalde facturen voor (meer)werk.

In hoger beroep oordeelt het Gerechtshof Amsterdam dat niet de afnemer maar de leverancier de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, omdat
er geen sprake is van verzuim aan de zijde van de leverancier (de e-mails van de afnemer voldoen niet als deugdelijke ingebrekestelling, omdat deze géén duidelijke aanmaning en géén redelijke termijn bevatten), en
niet gebleken is dat nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk was (de afnemer was volgens het Gerechtshof niet in staat gebleken voldoende te concretiseren dat en waarom nakoming door de leverancier blijvend onmogelijk was[6]).

De conclusie is dat de afnemer de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden, doordat geen sprake was van verzuim aan de zijde van de leverancier en omdat niet is gebleken dat nakoming blijvend onmogelijk was.

Het Gerechtshof gaat verder en oordeelt dat de afnemer in verzuim is, omdat de afnemer in de correspondentie had aangegeven dat zij de overeenkomst niet zou nakomen. Door deze mededeling is de afnemer in verzuim zonder dat een ingebrekestelling van de leverancier is vereist (op grond van artikel 6:83 aanhef, en sub c BW). De leverancier heeft de overeenkomst rechtsgeldig ontbonden en heeft recht op schadevergoeding (artikel 6:277 BW[7]).

In de eis tot betaling van het meerwerkwerk wordt de IT-leverancier echter teleurgesteld door het Gerechtshof, omdat niet gebleken is dat de afnemer opdracht gegeven heeft tot of akkoord gegaan is met meerwerk. Zij heeft slechts verzocht om de software conform de overeenkomst beschikbaar te stellen, maar dat is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat dit een expliciete opdracht tot meerwerk was. Hiervoor is ook onvoldoende de herhaalde mededeling van de leverancier aan de afnemer dat werkzaamheden tot extra kosten (kunnen) leiden. De vordering van de IT-leverancier inzake meerwerk is derhalve voor het Gerechtshof niet toewijsbaar.

Conclusie

Klagen moet op het juiste moment en met de juiste formulering plaatsvinden, op straffe van het verlies[8] van aanspraken op schadevergoeding en andere vergaande consequenties (zoals ik uitgelegd heb in “Klaag op tijd én op de juiste wijze (!): het toetsingskader voor verval van recht | Legal Update 10 juni 2015”[9]). Relevant is niet alleen dat binnen bekwame tijd wordt geklaagd, waarbij overigens geldt dat ‘bekwame tijd’ dient te worden beoordeeld aan de hand van alle betrokken belangen en met inachtneming van alle relevante omstandigheden[10]. Ook is relevant dat voldoende concreet en helder geformuleerd wordt waaruit de klacht bestaat.

Uit de hiervoor besproken casus blijkt dat (niet alleen de klacht, maar) ook de beoogde rechtsgevolgen – zoals een ingebrekestelling, het in verzuim brengen en het ontbinden van een overeenkomst – op het juiste moment én met de juiste formulering moet plaatsvinden om effect te sorteren. Het enkel klagen onder verwijzing naar concrete gebreken in de dienstverlening bleek in deze casus onvoldoende. Er had een duidelijke sommatie moeten plaatsvinden. Ook was onvoldoende om mee te delen dat de overeenkomst beëindigd wordt, terwijl tegelijkertijd nieuwe afspraken gemaakt worden voor de verdere samenwerking.[11]

Uit het feit dat het Gerechtshof in hoger beroep (volstrekt) contrair gaat aan het eerdere oordeel van de rechtbank over de ingebrekestellingen en ontbindingen door beide partijen, mag duidelijk zijn dat zorgvuldigheid geboden is om verrassingen te voorkomen.

Top