Eerste Kamer steunt evenwichtiger man-vrouwverhouding in top bedrijfsleven

Het ‘ingroeiquotum’ voor een betere man-vrouwverhouding in de top van het bedrijfsleven is een feit. Op 28 september 2021 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel “Evenwichtiger verhouding tussen mannen en vrouwen in bestuur en raad van commissarissen” aangenomen. Het wetsvoorstel heeft tot doel de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in de top van grote bedrijven evenwichtiger te maken en treedt naar verwachting per 1 januari 2022 in werking.

SER advies

De wettelijke streefcijferregeling van 30% vrouwen in het bestuur en de Raad van Commissarissen (hierna: “RvC”) van grote NV’s en BV’s, waarmee dit doel de afgelopen jaren werd nagestreefd, heeft de afgelopen jaren evenwel onvoldoende resultaten opgeleverd.[1] Zes jaar na de invoering van het streefcijfer neemt het percentage vrouwen in het bestuur en de RvC van grote vennootschappen wel toe, maar blijft het tempo traag, zo blijkt uit de bedrijvenmonitor Topvrouwen 2019 van de Commissie Monitoring Streefcijfer Wet bestuur en toezicht over de naleving van de streefcijferregeling. Aan de hand hiervan is er advies gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad (hierna: “SER”) over deze kwestie.

In haar advies ‘Diversiteit in de Top. Tijd voor versnelling’ van 20 september 2019 pleit de SER voor specifieke maatregelen gericht op het bevorderen van diversiteit en inclusie in de top van het bedrijfsleven. Met het wetsvoorstel “Evenwichtiger verhouding tussen mannen en vrouwen in bestuur en raad van commissarissen” (hierna: “Wetsvoorstel”) wordt uitvoering gegeven aan het genoemde SER advies.

Het Wetsvoorstel

Het Wetsvoorstel bevat twee maatregelen om diversiteit in de top van het bedrijfsleven te bevorderen:

  • Een ingroeiquotum dat regelt dat de samenstelling van de RvC en van de niet-uitvoerende bestuurders van naamloze en besloten vennootschappen waarvan aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op financieel toezicht, evenwichtig moet zijn in die zin dat deze ten minste voor een derde deel uit mannen en een derde deel uit vrouwen bestaat. Dit geldt voor de nieuwe benoeming van commissarissen, en;
  • Grote naamloze en besloten vennootschappen moeten daarnaast verplicht passende en ambitieuze streefcijfers opstellen om de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in de (sub)top van de onderneming evenwichtiger te maken.

Ingroeiquotum
Het ingroeiquotum heeft enkel betrekking op commissarissen en niet uitvoerende bestuurders van besloten- en naamloze vennootschappen waarvan de aandelen aan een effectenbeurs zijn genoteerd.

In art. 2:142b BW van het Wetsvoorstel is het ingroeiquotum voor RvC’s van beursvennootschappen opgenomen. Op grond van dit quotum geldt dat zolang de samenstelling van de RvC niet voor ten minste een derde uit mannen en ten minste voor een derde uit vrouwen bestaat, er geen persoon tot commissaris kan worden benoemd die niet bijdraagt aan een evenwichtige samenstelling. Bij een vennootschap met een monistisch bestuursmodel (one tier board) ziet het quotum op de niet-uitvoerende bestuurders. Bij een benoeming van een man of een vrouw waardoor de samenstelling van het orgaan in strijd is met het streefcijfer, is de benoeming in strijd met de wet en aldus nietig. Ter voorkoming van rechtsonzekerheid is bepaald dat de nietigheid van een benoeming geen gevolgen heeft voor de rechtsgeldigheid van besluiten. De mede door de nietig benoemde commissaris genomen besluiten zijn rechtsgeldig tot het moment dat de nietigheid van de benoeming in rechte is vast komen te staan.

Uitzonderingen
Op het ingroeiquotum geldt een tweetal uitzonderingen. Ten eerste geldt het ingroeiquotum voor nieuwe commissarissen, maar ziet het niet op herbenoemingen van commissarissen. Een commissaris of niet-uitvoerend bestuurder die voor herbenoeming binnen acht jaar na het jaar van de eerste benoeming in aanmerking komt, kan worden herbenoemd. Ongeacht of daarna niet aan het ingroeiquotum wordt voldaan.

Daarnaast wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 2:135a lid 5 BW. Te denken valt aan de situatie dat een groot deel van de raad van commissarissen onvoorzien aftreedt of de situatie waarin een vennootschap in zwaar weer dringend een nieuwe commissaris moet aanstellen maar niet de tijd of de middelen heeft om uitgebreid te zoeken naar een geschikte kandidaat. In dat geval kan een benoeming plaatsvinden die niet leidt tot een evenwichtige verdelen van commissarissen of niet-uitvoerende bestuurders. Een dergelijke benoeming in uitzonderlijke omstandigheden wordt gemaximeerd tot een periode van twee jaar.

Streefcijfer
Daarnaast bevat het Wetsvoorstel in artikel 2:166 en 2:276 BW  een verplichting voor grote vennootschappen om passende en ambitieuze doelen in de vorm van een streefcijfer vast te stellen om de diversiteit in mannen en vrouwen in het bestuur en de RvC te vergroten, evenals de diversiteit in de door de vennootschap te bepalen subtop.

Het Wetsvoorstel sluit aan bij de definitie van ‘grote’ vennootschap in de zin van artikel 2:397 BW. Onder ‘grote’ vennootschap wordt verstaan de rechtspersoon die (inclusief meegeconsolideerde groepsmaatschappijen) op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan ten minste twee van de volgende vereisten:

  • waarde van de activa over het boekjaar bedraagt meer dan € 20 miljoen;
  • de netto-omzet over het boekjaar bedraagt meer dan € 40 miljoen;
  • gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar is meer dan 250.

Het wordt aan de grote vennootschappen zelf overgelaten om de hoogte van het streefcijfer vast te stellen. Uiteraard met uitzondering van de RvC zoals hierboven bij het ingroeiquotum genoemd. De streefcijfers moeten passend en ambitieus zijn. Met “passend” heeft de wetgever bedoeld dat het streefcijfer afhankelijk is van de omvang van het bestuur, de raad van commissarissen en de subtop en van de huidige verhouding tussen het aantal mannen en het aantal vrouwen. Met “ambitieus” wordt bedoeld dat het streefcijfer een evenwichtigere samenstelling moet beogen dan de huidig verhoudingen. Bij een bestuur of RvC zonder vrouw moet ten minste worden gestreefd naar de benoeming van één vrouw. Indien het bestuur dan wel de RvC bestaat uit minder dan twee personen, kan een streefcijfer worden vastgesteld voor beide organen gezamenlijk.

Tot slot

Grote vennootschappen worden verplicht jaarlijks binnen tien maanden na afloop van het boekjaar aan de SER op basis van een vastgesteld format te rapporteren over de voortgang en de samenstelling van het bestuur en de RvC. Ook moet de mededeling omvatten de doelen in de vorm van een streefcijfer, het plan om deze doelen te bereiken en de mate waarin de in het vorige boekjaar gestelde doelen zijn bereikt. De SER zal de voortgang gaan monitoren en controleren of de grote vennootschappen zich aan de transparantieverplichting houden.

De nieuwe wet wordt na vijf jaar geëvalueerd en kent een horizonbepaling: acht jaar na inwerkingtreding vervallen het ingroeiquotum en de streefcijferregeling. Dit geeft vennootschappen acht jaar de tijd om de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in de top en subtop evenwichtiger te maken.

[1] Van 1 januari 2013 tot 1 januari 2020 heeft een wettelijke regeling gegolden voor een evenwichtige verdeling van zetels in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen op basis van het pas-toe-of-leg-uit principe (de zogenoemde streefcijferregeling), neergelegd in de art. 2:166 en 276 BW. De regeling verliep op 1 januari 2016. Met ingang van 13 april 2017 is de streefcijferregeling opnieuw in werking getreden en op 1 januari 2020 verlopen.

Top