Aansprakelijkheid als informeel bestuurder

In haar uitspraak van 30 maart jl. stond het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor de vraag of er sprake was van een informeel bestuurder. Deze vraag is relevant bij de bepaling of deze persoon aansprakelijk kan worden gehouden op grond van zijn hoedanigheid als bestuurder (op grond van 2:9 BW of 6:162 BW).In de onderhavige zaak heerste onenigheid tussen partijen of een persoon nu wel of niet als (formeel)bestuurder is benoemd. De mogelijke bestuurder in kwestie ontkent bestuurder te zijn geweest en geeft aan dit ook nooit geaspireerd te hebben.

(Informeel) bestuurder, of niet?
Vast staat volgens het Hof dat er geen sprake is van een statutair vereist schriftelijk benoemingsbesluit ten aanzien van de mogelijke bestuurder. Ook het feit dat de mogelijke bestuurder in zijn hoedanigheid als secretaris zichzelf in het rooster van aftreden van bestuursleden heeft opgenomen, heeft niet tot gevolg dat hij daardoor gezien kan worden als een formeel benoemd bestuurder. Op basis hiervan concludeert het Hof dan ook dat er geen rechtsgrond is voor bestuurdersaansprakelijkheid wegens onbehoorlijk bestuur op grond van artikel 2:9 BW.

Vervolgens is de vraag of de mogelijke bestuurder valt te kwalificeren als informeel bestuurder. Hieromtrent neemt het Hof als uitgangspunt dat de aansprakelijkheid van een informeel bestuurder niet op artikel 2:9 BW kan worden gebaseerd, omdat dit artikel niet voorziet in de gelijkstelling van een informeel bestuurder met een formeel bestuurder. Een dergelijke aansprakelijkheid kan daarentegen volgens het Hof wel gebaseerd worden op grond van onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW.

Een natuurlijk persoon of rechtspersoon kan volgens het Hof als informeel bestuurder worden aangemerkt indien deze mede het beleid binnen een rechtspersoon bepaalt door het bekleden van een positie waarin hij feitelijk beslissingsmacht heeft uitgeoefend, die gelijkwaardig is aan de beslissingsmacht van een formeel benoemde bestuurder.
Hierbij benadrukt het Hof dat dit vanuit een officiële functie binnen die rechtspersoon kan zijn, maar dat dat niet vereist is. Van belang hierbij is dat de informele bestuurder met zijn beleid het formeel benoemde bestuur als het ware opzij schuift of opdrachten geeft die worden opgevolgd, en dit door het bestuur wordt toegelaten.

Geen omstandigheden informeel bestuur
Omstandigheden die in deze uitspraak werden aangevoerd, maar volgens Hof niet wijzen op de aanwezigheid van informeel bestuur:

– het bijwonen van alle bestuursvergaderingen met de bijbehorende reis- en verblijfsvergoedingen;
– het voorbereiden van bestuursvergaderingen, het doen van betalingen en voeren van administratie;
– het meebeslissen over bestuursaangelegenheden en het opstellen en mede ondertekenen van jaarrekeningen.
– het als ‘zelfstandig bevoegd’ sluiten van huurovereenkomsten.

Over deze omstandigheden overweegt het Hof dat het voorbereiden van de bestuursvergaderingen inclusief het opmaken van de agenda en vervolgens het bijwonen en notuleren van die vergaderingen taken zijn die vaak, zeker binnen grotere organisaties, door een (bestuurs)secretaris worden uitgevoerd en niet alleen zijn voorbehouden aan bestuursleden. Omtrent het mede ondertekenen van jaarrekeningen overweegt het Hof dat dit slechts een vermelding als notulist of ‘algemeen secundus’ betrof. Wat betreft het afsluiten van de huurovereenkomst is het Hof van oordeel dat niet mag worden uitgesloten dat gehandeld werd op grond van een door het bestuur verleende volmacht. Ondanks de handelingen van de mogelijke bestuurder is aldus geen sprake van informeel bestuur en is aansprakelijkheid uitgesloten.

Concluderend
Uit deze uitspraak blijkt dat voor de vaststelling van informeel bestuur het enkel uitvoeren van bestuurshandelingen niet voldoende is. Er zijn in een dergelijk geval dan ook nadere omstandigheden vereist waaruit moet blijken, dat de informeel bestuurder de gang van zaken binnen de rechtspersoon zelfstandig bepaalt, en dit door het opzijgeschoven bestuur wordt toegelaten.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2021:3016

 

 

 

 

 

 

Top